weekverhaal week 4

Sneeuw

'Ach ja, ach ja. Jij weet het weer,' roept Joyce.
'Wat is er,' vraagt Guus.
'Meester, Lesley zegt, dat water hoog in de lucht sneeuw is. Dat kan toch niet.'
'Jawel Joyce, hoog in de lucht kan het heel koud zijn.'
'Maar hier is het nu toch niet koud. Wat gek.'
Ron kijkt omhoog. 'Dat vind ik niet leuk. Ik wil hier sneeuw.'
'Weet je wat,' zegt Rob, 'we vliegen naar de sneeuw toe.'
Lesley spreidt zijn armen. 'Ja vogel, ik ga met je mee.'
'Goed, Leen. Jij mag mee.'
'Ik, ook?'
'Ja, jij ook, Al. En lief ook.'
'Ho, ho.' Guus steekt een hand in de lucht. 'Niet omhoog, maar naar de klas.'
'Weet je wat meester,' Rob tikt Guus op zijn arm. 'We doen net alsof we wegvliegen, maar we verstoppen ons. En komen iets later de klas binnen. Dan vertelt u dat we zijn weggevlogen.'
'Ja,' juicht Ron, 'en opeens maken wij de deur open. Wij stormen binnen als....' Lesley kijkt naar Joyce. ' Als... een lawine sneeuw.'
'Nu weet je het echt weer Lesley.'
'Guus duwt tegen Rob. 'Gaan jullie je maar vlug verstoppen.'
Na een tijdje klinkt de toeter. De kinderen gaan naar binnen. Guus loopt achter ze aan. Bij de deur kijkt hij om. De speelplaats is leeg. In de klas wijst Kevin naar het stoeltje van Rob. 'Meester waar is Rob? Net was hij nog op de speelplaats.'
'Je weet Kevin, dat Rob een vogel is. En die is weggevlogen naar de sneeuw. Lief, Al en Leen zijn met hem mee. Maar als we hard fluiten, komen ze zo terug.'
De kinderen fluiten heel hard. De deur van de klas gaat niet open. Guus staat met de rug naar het raam. 'Zijn ze zover weggevlogen?'
Kevin lacht.
'Waarom lach je, Kevin?'
Nog meer kinderen beginnen te lachen. Steeds luider. Ze proesten het uit. Buiten klimt Rob in de boom. Lesley, Ron en Joyce helpen hem. Guus draait zich om. Nu ziet hij ze ook. 'Kijk buiten sneeuwt het.' Hij maakt het raam open. 'Ik zie een sneeuwvogel.'
'Ja,' roept Rob, 'en drie sneeuwvlokken. Sneeuwvlok Al, sneeuwvlok Lief, sneeuwvlok Leen.' De drie sneeuwvlokken dansen rond de boom.
'Het sneeuwt,' zegt Lief.
Leen pakt Al vast. 'Wij zijn een sneeuwbal.'
Lief springt op de rug van Al. 'Nu zijn we een sneeuwpop.'
'Sneeuwvlokken,' roept Guus, 'komen jullie ook in de klas sneeuwen?'
Rob hangt even aan de tak. Dan springt hij omlaag. 'Ja, wij brengen een sneeuwbui.' Lesley zwaait. 'Een lawine in de klas.'
'Moeten we geen jas aan trekken,' vraagt Kevin. 'Sneeuw is koud.'
Guus maakt het raam dicht. 'Het is maar een klein sneeuwbuitje.' Hij gaat op zijn stoel zitten. De deur van de klas vliegt open. Joyce, Ron, Lesley stormen binnen. 'Het sneeuwt.'
Rob komt als laatste binnen. Zijn handen zijn nat. Boven het hoofd van Guus klapt hij in zijn handen. Druppels spetteren rond. 'De sneeuw is weer water.'
Guus lacht. 'Als ik in de boom ga zitten, word ik weer sneeuw.'
De kinderen schreeuwen hard: 'Ja!'
'Maar niet vandaag. Misschien morgen... of overmorgen... of...' De kinderen zuchten. 'Met Guus weet je het nooit,' fluistert de vogel.