INTERVIEW MET WIM HEIJMANS
Wim Heijmans, schrijver van theaterproducties, zijn eigen website www.kerkraadsdialekt.nl,
en enkele boeken, zoals 'D'r jank van de tsiet' waarvoor hij de Sjiek-literatuurprijs 2019 kreeg!
Geplaatst door Paul Weelen - interview: Lieke Heijmans
We bevinden ons in roerige tijden, de lockdown is achter de rug, we krijgen weer wat meer vrijheid. Hoe beleef jij, als schrijver, deze tijden?
Vrijheid is natuurlijk relatief. De mindering van de lockdown wil nog niet zeggen dat men onbekommerd kan zijn. Er zijn genoeg zorgen. En het virus is nog altijd onder ons. Voorzichtigheid blijft geboden. Zeker voor de risicogroepen waartoe ik behoor. Daarbij heeft de coronatijd behoorlijk wat losgemaakt. Als je alleen al kijkt naar de racisme-discussie. Opeens komt het in een grote stroomversnelling terecht. De tolerantie lijkt te groeien. Er is natuurlijk nog veel werk aan de winkel. Maar er worden duidelijke stappen gezet. Meer begrip voor de situatie van de ander en het besef wat het betekent om in een gemeenschap te leven. Tijdens de lockdown werden we eigenlijk op onszelf teruggeworpen. Hebben we ons verdiept in het wezenlijke. Zeker omdat eigenlijk nogal behoorlijk wat randzaken, vaak ontstaan door de groeiende welvaart, minder belangrijk bleken te zijn. Er ging nogal wat op slot. Daardoor gingen je gedachten meer uit naar de vraag wat wezenlijk is voor ons bestaan. Ikzelf heb, naast het gemis van fysiek contact met mijn naasten en de zorg om de zieken, plezier beleefd aan de rust. Meer tijd voor lezen en schrijven. De mensen die zorgden voor de medemens gaven me vreugde.
Hoe schrijf jij? Hoe ziet je dag er uit? Ben je een gedisciplineerd schrijver die iedere dag een vast programma heeft of een meer spontaan schrijver die de pen oppakt als de inspiratie zich aandient?
In de lockdown periode hanteerde ik een strak stramien. Een keer per week ging ik, heel voorzichtig, naar de supermarkt. De overige tijd bleef ik thuis. In de eerste dagen van de lockdown heb ik een enkele fietstocht gemaakt in het Heuvelland, maar door het onverantwoorde gedrag van groepen fietsers en wandelaars leek het mij raadzaam om er weg te blijven. In mijn tuin bleef ik dagelijks in beweging door te lopen en oefeningen te doen. Mijn dagindeling was nagenoeg iedere dag hetzelfde. Ik stond ’s morgens om half negen op. Vooral lezen en schrijven. Zo’n vier tot zes uur per dag. Ik heb twee kranten, een regionale en de Volkskrant. Na mijn pensioen in 2009 ben ik begonnen met het bestuderen van de filosofie. Gedreven door mijn nieuwsgierigheid naar essentiële levensvragen, waar komen we vandaan, waar gaan we naar toe, verzamelde ik literatuur. Mijn interesse was eerder al gewekt op de kweekschool door mijn pedagogiek leraar Pierre Reinaerts. Hij behandelde uitvoerig de fenomenologie en het existentialisme. Dit vond zijn plaats in het democratiseringsproces van de jaren ‘60. Dit heeft voor mijn leven een grote betekenis gehad. De muziek van die tijd, het engagement, de Cobracultuur en schrijvers als Wolkers, Remco Campert. Sinds mijn pensionering heb ik heel wat samenvattingen gemaakt van mijn gekozen literatuur. Niet al mijn aantekeningen had ik opgenomen in mijn pc. Daar heb ik in de coronatijd wel tijd voor gehad. In de avonduren las ik meer ontspannende boeken. Tegen half elf lag ik íedere avond in bed. Voor het schrijven van mijn gedichten, columns heb ik niet zozeer een vast moment. Het is voor mij intuïtie.
In je laatste boek D'r jank van de tsiet combineer je korte verhalen/columns met poëzie? Hoe verhouden deze twee vormen zich tot elkaar? Heb je stiekem een voorkeur?
Dat is een dilemma. Ik schrijf ze allebei even graag. Maar ik moet ook zeggen dat de gedichten een heel apart feestmoment voor me zijn. Beelden neerzetten, los van regels omtrent rijm, ritme of wat voor schrijfstijlen dan ook. Mijn eigen gang. Zoals ooit Cobra. Oorspronkelijk, duidelijk, primaire kleuren. Net als kindertekeningen. Overzichtelijk, puur, met een latente achtergrond. Ja de gedichten, oorsprong, levensweg, oneindigheid. Ja hoor. Helemaal.
In je columns schrijf je over de schoonheid in het alledaagse, de kleine dingen en hoe deze onlosmakelijk verbonden zijn met het grotere geheel. Hoe kies je uit de veelheid van mogelijke onderwerpen die zich, ongetwijfeld, dagelijks aandienen?
Ook hier speelt de intuïtie een grote rol. Natuurlijk heb ik in mijn leven een levensvisie ontwikkeld. Over mijn idealen kan ik schrijven als ze zich aandienen. En dat is vaak. Alles heeft eigenlijk met alles te maken. Het boeit me.
Vele personages hebben een vaste plek in je columns, lezers die je goed kennen herkennen (delen van) jou en zichzelf er in. Voor degene die je niet zo goed kennen, welk personage staat het dichtst bij je en/of ligt je na aan het hart?
Ze komen uit mij voort en ook uit de mensen om me heen. Dus ze liggen mij allemaal na aan het hart. Ook de mannen die ik op mijn fietstochten in een dorp op een bank zie zitten. In al mijn figuren zit wel iets van een filosoof. Hannes op de fiets zoekt de stilte op. Daar kan hij zijn gedachten laten gaan. Zijn pedaalslag in de tred van het leven. Ik ervaar het iedere keer op mijn vele fietstochten. Wiel en zijn vrouw Bertie is een lerarengezin. Ze hadden hun eigen schooltijd in de jaren zestig. Ook mijn tijd. ’t Lieza en d’r Joeëhan is een echtpaar in de eenvoud met het oog voor de kleine dingen van de dag, het jaar rond, midden in hun wijk. Daardoor groots in het leven. Ik omarm ze. Ze doen mij denken aan het gezin waar ik in opgroeide. De jongste van tien kinderen. Zingen, toneel, verenigingen. Feesten het jaar rond. En dan de vader met zijn dochters en kleinkinderen in de Adventstijd. Zo dichtbij. Heel dichtbij
Een terugkerend thema in je werk is de liefde, het onvermijdelijke afscheid en verdriet dat daarbij hoort. Helpt hierover schrijven jou bij het verwerken van je eigen verdriet, geeft het weer hoop? Wat wil je dat anderen hier uit halen?
De dood is onbegrepen. Het doet ons enorm veel pijn. Verdriet. We kunnen er niet omheen. Men hoort vaak: ‘een mens wordt geboren om te sterven’. Daartussen is een hele weg. Voor de een kort, de ander lang. Met vreugde en verdriet. Ook voor mij. Vreugde en verdriet delen. Daar gaat het om. Delen. Samen. Daarin zit ook de hoop. Mijn schrijven schenkt me troost om de pijn van het verdriet te dragen. Schenkt mij dank om het plezier van de vreugde te genieten. Op die manier dit anderen te laten delen. Met beelden van oneindigheid.
Je maakt veel gebruik van social media om je werk te delen, toch besloot je in 2017 ook weer een boek uit te geven. Wat is de kracht van het gedrukte woord voor jou? Hoe verhoudt zich dit tot social media?
In 2006 startte ik een eigen website met behulp van Harrie Brouwers. Columns, gedichten, feuilletons, foto’s, info-rubrieken. Met veel plezier werk ik er dagelijks aan. Tot op de dag van vandaag. Met de komst van de sociale media werd het bereik voor de lezers groter en sneller. Voor de promotie van het dialect werkt dit goed. Steeds meer schrijvers delen hun werk met een groeiende groep geïnteresseerden. In 2017 kwam Paul Weelen van de uitgevrij Tic met het voorstel om een boek uit te geven. Een keuze uit mijn columns en gedichten. Ik zag een heel gedoe op me afkomen. Voor mij nogal wat onrust. Maar ook twijfel. Een boek kun je vast houden. Ruiken. Het is een monument. Een oud medium. Dat kun je van de social media niet zeggen. Daarbij stelde hij spontaan voor om op de voorkant van het boek een schilderij te plaatsen van Carla, mijn overleden echtgenote. Voor mij en mijn kinderen was de keuze toen snel gemaakt. Een monument, met een schilderij van Carla en mijn verhalen en gedichten. Het boek werd uitgegeven. ‘D’r jank van de tsiet.’ Kreeg een viersterrenrecensie van Guus Eurlings in het dagblad De Limburger. Verleden jaar bekroond met de Sjieklieteratuurprijs van het Taal- en LetterenPlatform Limburg.
In je columns stip je ook vaak actuele onderwerpen aan, die gevoelig kunnen liggen bij verschillende mensen. Op subtiele wijze laat je blijken wat je van een onderwerp vindt, je kiest niet (meer) voor de harde confrontatie. Kun je eens vertellen waarom je hiervoor kiest?
Ik vind het een uitdaging om over die onderwerpen zo te schrijven, dat het niet in de conflictsfeer komt. Je verliest anders te veel energie. Die heb je nodig om de nuance te zien. Ruimte voor de schoonheid. De tijden van op de barricaden staan liggen achter me. Mijn idealen van een begripvolle en vredige wereld verwoord ik graag in mijn poëzie en proza.
De meeste mensen kennen je als dialectschrijver. Heb je altijd in het dialect geschreven of ben je in het Nederlands gestart?
Op school was Nederlands de standaardtaal. Dus ook mijn opstellen, die ik met veel plezier schreef. Later werd ik onderwijzer en toen was het niet anders. Musicals, gedichten, liedjes, allemaal in het Nederlands. Geleidelijk aan groeide de interesse in het dialect. Niet alleen met carnaval, maar ook bij andere gelegenheden door het jaar. Als kind las ik samen met mijn vader de Carnavalskrant. En luisterden wij thuis vaak naar de Radio Omroep Zuid. Daar werd ook regelmatig dialect gesproken. Toen ik teksten in het dialect ging schrijven, kreeg ik een thuisgevoel. Warme klanken van geborgenheid. De moederschoot. Ik noem het graag ‘de brós van de mam’ (de borst van moeder). Ik merkte dit ook in de omgang met mijn leerlingen. Als we dialect met elkaar spraken was dit drempelverlagend. Het contact intenser. Als je in een mens wilt zijn, moet je in zijn taal komen. Voor de vorming van een mens is dit van belang. Spelen met taal, je er in thuis voelen, zelfvertrouwen. Geen prestatie, maar beleving. Zo zie ik primair de taal van het dialect. Het is geen dogma. Geen verzameling regels. Voel je thuis in je taal met een open deur naar andere talen. Dan kun je wat voor anderen betekenen en anderen voor jou. ‘Verstjtoa’ (verstaan) doe je met je oren en met je hart. Versta je met je hart, gaan de oren vanzelf open.