OORRING


Iedere morgen, middag en avond wandelt Jeffrey langs de hoge flat aan het eind van de straat. Dan laat hij zijn hondje Joep uit. Het kleine zwarte hondje trippelt aan een groene leren riem met hem mee. En meestal steken zij de straat over naar de school. Sinds kort staat er een hoog hek omheen. "Dit is wel niet zo leuk," zei de meester, "maar er wordt te veel ver­nield." Toch vindt hij het leuk om langs het schoolhek te wandelen. Om naar een juf of meester te zwaaien. Maar vandaag wil hij liever eerst voetballen. En dit maakt zijn moeder boos. Buiten op straat kun je haar horen schreeuwen: "Je moet de hond uitlaten!"
Niemand kijkt hiervan op. In deze buurt wordt vaak geschreeuwd. Zeker als ze gedronken hebben. Joep springt tegen Jeffrey op. Hij drukt de hond tegen zich aan: "Straks ga ik met je wande­len."
Dan rent hij de trap naar beneden. De hond blaft op de bovenste trede. Zijn staart zwaait: "Ik wacht op je." Bij de voordeur blijft hij staan. Hij kijkt naar zijn hond boven op de trap: "Tot straks, Joepie."
De deur valt achter hem dicht. De klep van de brievenbus trilt nog na. Het geschreeuw van de moeder schiet in stukjes naar buiten. Jeffrey hoort dat niet meer. Hij rent op het grasveldje aan de andere kant van de straat achter een bal aan. Samen met andere jongens. Rennen kan hij goed. Rennen achter de bal. Hoe hard de bal ook vliegt. Ergens haalt hij hem weer in. En dan trappen. Raken of niet. En dan weer rennen.
"Jeffrey!" De roep van de moeder klinkt over de straat naar het grasveldje.  Ze staat voor het geopende raam: "­Jeffrey, Joe­pie!"
Jeffrey blijft staan, draait zich om en wandelt naar huis. De bal rolt over het veld. Hij kijkt de bal na. Thuis wacht Joepie. Daarom loopt hij door. En rent hij als hij de straat oversteekt. Bij de voordeur steekt hij een hand door de brie­venbus. Joep rent de trap naar beneden. Hij springt, snuffelt, jankt. Jeffrey's moeder komt er achteraan. Met de riem in haar hand. Voordat ze de deur open doet, maakt ze de hond vast. Zijn staart zwaait. Hij trekt Jeffrey naar de struik naast de voordeur. Hij snuffelt tussen lege blikjes en pakjes. Zijn pootje gaat omhoog voor een plas.  Jeffrey kijkt naar de overkant van de straat. Joep rukt aan de riem. Hij wil verder. Jeffrey rent achter hem aan. Bij het hek voor de school blijft hij staan. Joep schiet door. Maar Jeffrey houdt zich met een hand vast aan het hek. De hond komt snuffelend terug. Door de gaten in het hek kijkt hij naar zijn klas. Er brandt licht. De meester zit achter zijn tafel.
"Meester!" schreeuwt hij.
Joep snuffelt aan het hek.
"Meester!" ­
De meester kijkt naar buiten. Hij zwaait. Jeffrey hangt tegen de draad van het hek.
"Joepie, dat is mijn meester. Meester Guus."
Joep gaat zitten. Langzaam wordt het donker. De zon gaat oranje-rood slapen. Het licht in de klas wordt lichter. Jeffrey wordt donker. Zijn hond ligt met zijn kop tussen de poten. Samen zijn ze schaduw in het licht van de klas.
"Jeffrey!" Door de duisternis klinkt de stem van zijn moeder.
"Ja!"
Hij wandelt naar huis. Joep loopt achter hem aan. De leren riem hangt gebogen. Als hij thuis komt loopt Joep naar de keuken. Jeffrey vult zijn bakje met water. Joep likt zijn dorst weg. In de kamer zit zijn moeder op de bank. Met een hand drukt ze een vochtige doek tegen haar linker oog. Druppels druppen langs haar wang omlaag. Bij het raam staat haar vriend.   Jeffrey ziet alleen zijn rug. Hij aait zijn hond over zijn kop en gaat naar zijn kamer. Jeffrey dekt zichzelf toe. De volgende morgen staat de zon met dezelfde kleur op, als waarmee ze 's avonds slapen gaat. Oranje-rood. Joep snuffelt aan de deur van Jeffrey's slaapkamer. Dat is voor hem genoeg om op te staan. Hij loopt naar de slaapkamer van zijn moeder. Zij ligt nog in bed. Alleen. Hij kruipt naast haar. Joep staat naast het bed. Zijn staart zwaait.
"Wat wil jij onder de kerstboom?" vraagt zij.
Het is stil. Zijn vingers strelen haar oor. Zij rusten bij haar oorbel. "Een oorring," fluistert hij.
"Na school gaan wij een gaatje maken," zegt zijn moeder en kust hem.
"Mama, je oog is dik," hij drukt zich tegen haar aan.
"Na kerstmis is dat weg," lacht ze.
De deurbel klinkt. Joey komt Jeffrey afhalen.
"Heb jij de pyjama nog aan?"
"Joey, ga maar naar school. Ik kom wel."
Joey kijkt naar de moeder van Jeffrey die achter hem staat. Het hondje zwaait met zijn staart. Joey maakt de deur dicht.
Op school zegt hij tegen de meester: "Jeffrey  komt dadelijk. En weet je, meester, zijn moeder heeft een blauw oog."
De meester strijkt zijn hand door zijn haren: "Zo blauw als een kerstbal?" Joey moet lachen om het grapje. De kinderen gaan zitten. Iedereen heeft wel wat meegenomen. Sterren, herders, schapen, engelen, ballen.
Jeffrey komt binnen. Nu zijn ze er allemaal. De kaarsen branden. Ze zingen liedjes en vertellen verhalen over de dag van morgen. Als ze weer naar huis gaan, gaat Jeffrey als laatste de klas uit: "Tot straks meester."
"Tot straks meester?" lacht Guus, "wij hebben vakantie."
"U bent toch nog even hier. Ik ga mijn kerstcadeau halen. Ik wil het u laten zien," hij rent weg.
Bij de poort staat zijn moeder. Joep danst aan zijn riem. Samen gaan ze naar de winkel van gaatjes in de oren. Naar de winkel van glinsterende ringen. In de klas branden nog steeds de kaarsen. Guus kijkt naar het licht. De vlammen dansen. Hij ruimt nog wat op. Maar niet de kaarsen. Als  Jeffrey met zijn moeder terugkomt van de gaatjeswinkel, kan hij van ver het kaarslicht in de klas zien. "Kijk mam, de meester is er nog."
Hij begint te rennen.
"Zorg dat jij op tijd bent!" schreeuwt zijn moeder hem na. Maar dat hoort hij niet meer.
Guus ziet Jeffrey aankomen. ­Guus loopt naar buiten. Bij het hek gaat hij op de hurken zitten. Zacht zegt hij: ­"Jeffrey, wat een prachtige kerstver­siering."
Jeffrey glundert en rent naar huis. Zijn oorring glinstert in de ondergaan­de zon. Er twinkelt een ster aan de hemel.