weekverhaal week 37
Verliefd
‘O, o wat ben ik verliefd. O, o, o, o, wat ben ik verliefd. O, o, o, o, o!’
Guus schreeuwt het bijna uit. Op het buro van Guus ligt een boek. Hij slaat een bladzijde om. En Guus begint weer.
‘O, o, o, o! Wat ben...’, en de hele klas brult: ‘ik verliefd.’
‘Op wie?’ roept Mike.
‘Dat zeg ik niet.’ En nog eens. ‘Dat zeg ik niet.’
‘Wat staat dan in het boek?’
‘In het boek staat’ en Guus begint te fluisteren. ‘O, o, o,....’
En de kinderen fluisteren: ‘Wat ben ik verliefd.’
Dan maakt Guus het boek dicht.
‘Hoe vinden jullie het verhaal?’
‘Dat is toch geen verhaal’, roept Mike.
‘Waarom niet?’
‘Het is zo saai.’
‘Verliefd is toch niet saai. Ben jij nooit verliefd, Mike?’
Mike slaat de handen voor zijn ogen.
‘Nee,' zegt hij verlegen.
‘Waarom doe je zo gek? Jij doet zo.’
Guus gaat languit op zijn buro liggen. Hij steekt de armen en de benen in de lucht en maakt trappelbewegingen. De kinderen rennen naar de lessenaar. Zij trekken en duwen Guus van zijn buro af.
‘Dit mag niet’, schreeuwt Guus. ‘Uit mijn huis. Het buro is mijn huis. Iedereen terug naar zijn huis. Terug!’
Is Guus boos of doet hij gek? De kinderen rennen terug naar hun plaats. Guus zit weer achter zijn buro.
‘Zo, nu ga ik saai praten. Pak je taalboek en je schrift en je pen. Bladzijde 18. Van die woorden ga je zoveel mogelijk zinnen maken. Denk aan de hoofdletter aan het begin van iedere zin en een punt aan het einde van de zin.’
‘Of een vraagteken’, zegt Kevin.
‘Knap Kevin’, zegt Guus.
Dan is het stil. De kinderen schrijven. Na een tijdje zegt Guus: ‘Ik kom bij jullie op bezoek.’
‘Dat mag niet’, zegt Mike.
‘Waarom niet?’
‘Wij mogen ook niet bij jou.’
‘Wil je bij mij op bezoek komen?’
Mike trekt zijn schouders op.
‘Weet je het niet? Schrijf maar verder. Misschien weet je het straks. Arthur, jij ook. Ga maar schrijven.’
‘Er zit een beestje op mijn vinger.’
Guus loopt naar hem toe. Arthur pakt een hand van Guus en probeert het beestje van zijn vinger op een vinger van Guus te laten kruipen. Maar het beestje wil dat niet.
‘Hij is veel liever bij jou dan bij mij.’
‘Even wachten misschien dadelijk, meester.’
Na enig tijdje is het tijd.
‘Schriften inleveren’, zegt Guus.
‘Ik ben nog niet klaar’, protesteert Lesley.
‘Ik verheug me op jouw schrift, Lesley, kom maar gauw.’
De kinderen brengen hun schriften en gaan weer naar de plaats. Alleen Arthur blijft staan. Hij drukt zijn vinger tegen de hand van Guus.
‘Het beestje komt op bezoek’, lacht Arthur.
Guus kijkt met grote ogen naar het beestje.
Zijn mond gaat langzaam open.
‘Wat leuk, ik krijg bezoek.’
Mike loopt naar de lessenaar. Lesley komt ook. En Jessica. En Rob. En Kevin. En als ze allemaal gaan, komt ook Joyce. En Guus fluistert: ‘O, o, o, o, wat ben ik verliefd.’ En de kinderen fluisteren mee. Het beestje kruipt over de lessenaar en allemaal steken ze een vinger uit.
Kevin wijst met zijn vinger naar het boek van de boom.
'Dit is mijn beestje.'
'Goed, Kevin, naar het raam,' roept Guus.
Samen lopen ze naar het raam. Een nieuw verhaal van Leen, Lief en Al.
Aan je oor bloeit een bloem!’
Leen kijkt naar een oor van Lief.
‘Dat zie ik niet,’ zegt Lief.
‘Ik wel.’
Lief kijkt naar een oor van Leen.
‘Bij jouw oor zie ik geen bloem,’ zegt Lief.
‘Ik ook niet,’ zegt Leen.
‘Je ziet wel een bloem bij mijn oor.’
‘Ja, en dat zie jij niet.’
Lief pakt het oor vast.
‘Ik voel de bloem.’
Leen pakt een eigen oor vast.
‘Ik voel geen bloem.’
Lief pakt de hand van Leen en legt de hand bij zich op het oor.
‘Jij ziet de bloem en ik voel de bloem.’
‘Nu voel ik de bloem ook,’ lacht Leen.
Lief streelt met een hand over het oor van Leen.
‘Bij jou zie ik geen bloem en voel ik geen bloem.’
Leen raapt een steen op en zet een streep op de muur.
‘De streep kun je niet goed zien,’ zegt Lief.
‘Dit is een weggooi-steen,’ zegt Leen. ‘Ik moet een schrijfsteen hebben,’ en gooit de steen weg.
‘Een schrijfsteen,’ vraagt Lief verbaasd.
‘Ja, een schrijfsteen. Er zijn verschillende stenen. Lees-stenen, teken-stenen, kleur-stenen, vertel-stenen, luister-stenen.’
Lief krabt op haar hoofd.
‘Ook lach-stenen?’
‘Ja, en huil-stenen.’
De weggooi-steen rolt voor hun voeten. Leen raapt de steen op.
‘De steen is even weggeweest. Heel hoog in de blauwe lucht. Het is nu een schrijfsteen. ‘
Op de muur tekent Leen strepen en bogen.
‘Je hebt Lief getekend,’ lacht Lief. ‘Nu ik.’
Ook Lief tekent strepen en bogen.
‘Jij hebt Leen getekend,’ zegt Leen. ‘Zie je, het is een schrijfsteen.’
Lief en Leen tekenen allebei nog een streep. Op de muur staat nu ‘Lief x Leen’.
'Ook Lief en Leen zijn verliefd,' zegt Guus.
Hij maakt het boek dicht.
'Jij ook Kevin?'
Kevin zegt niets. Hij blaast en breng het boek terug naar het buro.
Verliefd
‘O, o wat ben ik verliefd. O, o, o, o, wat ben ik verliefd. O, o, o, o, o!’
Guus schreeuwt het bijna uit. Op het buro van Guus ligt een boek. Hij slaat een bladzijde om. En Guus begint weer.
‘O, o, o, o! Wat ben...’, en de hele klas brult: ‘ik verliefd.’
‘Op wie?’ roept Mike.
‘Dat zeg ik niet.’ En nog eens. ‘Dat zeg ik niet.’
‘Wat staat dan in het boek?’
‘In het boek staat’ en Guus begint te fluisteren. ‘O, o, o,....’
En de kinderen fluisteren: ‘Wat ben ik verliefd.’
Dan maakt Guus het boek dicht.
‘Hoe vinden jullie het verhaal?’
‘Dat is toch geen verhaal’, roept Mike.
‘Waarom niet?’
‘Het is zo saai.’
‘Verliefd is toch niet saai. Ben jij nooit verliefd, Mike?’
Mike slaat de handen voor zijn ogen.
‘Nee,' zegt hij verlegen.
‘Waarom doe je zo gek? Jij doet zo.’
Guus gaat languit op zijn buro liggen. Hij steekt de armen en de benen in de lucht en maakt trappelbewegingen. De kinderen rennen naar de lessenaar. Zij trekken en duwen Guus van zijn buro af.
‘Dit mag niet’, schreeuwt Guus. ‘Uit mijn huis. Het buro is mijn huis. Iedereen terug naar zijn huis. Terug!’
Is Guus boos of doet hij gek? De kinderen rennen terug naar hun plaats. Guus zit weer achter zijn buro.
‘Zo, nu ga ik saai praten. Pak je taalboek en je schrift en je pen. Bladzijde 18. Van die woorden ga je zoveel mogelijk zinnen maken. Denk aan de hoofdletter aan het begin van iedere zin en een punt aan het einde van de zin.’
‘Of een vraagteken’, zegt Kevin.
‘Knap Kevin’, zegt Guus.
Dan is het stil. De kinderen schrijven. Na een tijdje zegt Guus: ‘Ik kom bij jullie op bezoek.’
‘Dat mag niet’, zegt Mike.
‘Waarom niet?’
‘Wij mogen ook niet bij jou.’
‘Wil je bij mij op bezoek komen?’
Mike trekt zijn schouders op.
‘Weet je het niet? Schrijf maar verder. Misschien weet je het straks. Arthur, jij ook. Ga maar schrijven.’
‘Er zit een beestje op mijn vinger.’
Guus loopt naar hem toe. Arthur pakt een hand van Guus en probeert het beestje van zijn vinger op een vinger van Guus te laten kruipen. Maar het beestje wil dat niet.
‘Hij is veel liever bij jou dan bij mij.’
‘Even wachten misschien dadelijk, meester.’
Na enig tijdje is het tijd.
‘Schriften inleveren’, zegt Guus.
‘Ik ben nog niet klaar’, protesteert Lesley.
‘Ik verheug me op jouw schrift, Lesley, kom maar gauw.’
De kinderen brengen hun schriften en gaan weer naar de plaats. Alleen Arthur blijft staan. Hij drukt zijn vinger tegen de hand van Guus.
‘Het beestje komt op bezoek’, lacht Arthur.
Guus kijkt met grote ogen naar het beestje.
Zijn mond gaat langzaam open.
‘Wat leuk, ik krijg bezoek.’
Mike loopt naar de lessenaar. Lesley komt ook. En Jessica. En Rob. En Kevin. En als ze allemaal gaan, komt ook Joyce. En Guus fluistert: ‘O, o, o, o, wat ben ik verliefd.’ En de kinderen fluisteren mee. Het beestje kruipt over de lessenaar en allemaal steken ze een vinger uit.
Kevin wijst met zijn vinger naar het boek van de boom.
'Dit is mijn beestje.'
'Goed, Kevin, naar het raam,' roept Guus.
Samen lopen ze naar het raam. Een nieuw verhaal van Leen, Lief en Al.
Aan je oor bloeit een bloem!’
Leen kijkt naar een oor van Lief.
‘Dat zie ik niet,’ zegt Lief.
‘Ik wel.’
Lief kijkt naar een oor van Leen.
‘Bij jouw oor zie ik geen bloem,’ zegt Lief.
‘Ik ook niet,’ zegt Leen.
‘Je ziet wel een bloem bij mijn oor.’
‘Ja, en dat zie jij niet.’
Lief pakt het oor vast.
‘Ik voel de bloem.’
Leen pakt een eigen oor vast.
‘Ik voel geen bloem.’
Lief pakt de hand van Leen en legt de hand bij zich op het oor.
‘Jij ziet de bloem en ik voel de bloem.’
‘Nu voel ik de bloem ook,’ lacht Leen.
Lief streelt met een hand over het oor van Leen.
‘Bij jou zie ik geen bloem en voel ik geen bloem.’
Leen raapt een steen op en zet een streep op de muur.
‘De streep kun je niet goed zien,’ zegt Lief.
‘Dit is een weggooi-steen,’ zegt Leen. ‘Ik moet een schrijfsteen hebben,’ en gooit de steen weg.
‘Een schrijfsteen,’ vraagt Lief verbaasd.
‘Ja, een schrijfsteen. Er zijn verschillende stenen. Lees-stenen, teken-stenen, kleur-stenen, vertel-stenen, luister-stenen.’
Lief krabt op haar hoofd.
‘Ook lach-stenen?’
‘Ja, en huil-stenen.’
De weggooi-steen rolt voor hun voeten. Leen raapt de steen op.
‘De steen is even weggeweest. Heel hoog in de blauwe lucht. Het is nu een schrijfsteen. ‘
Op de muur tekent Leen strepen en bogen.
‘Je hebt Lief getekend,’ lacht Lief. ‘Nu ik.’
Ook Lief tekent strepen en bogen.
‘Jij hebt Leen getekend,’ zegt Leen. ‘Zie je, het is een schrijfsteen.’
Lief en Leen tekenen allebei nog een streep. Op de muur staat nu ‘Lief x Leen’.
'Ook Lief en Leen zijn verliefd,' zegt Guus.
Hij maakt het boek dicht.
'Jij ook Kevin?'
Kevin zegt niets. Hij blaast en breng het boek terug naar het buro.