weekverhaal week 16
Jezus
Joyce steekt de vinger op. 'Ik zag op de televisie, dat Jezus doodgaat.'
Kevin lacht. 'Die is toch allang dood.'
'Maar nu is hij echt dood,' zegt Joyce. 'Ik heb het gezien. Hij werd heel hard gestompt. Ze hebben hem aan een kruis geslagen. Op zijn hoofd droeg hij een kroon van takken.'
Kevin lacht nog harder. 'Dat is toch allemaal film.'
'Nee, Kevin het bloed was echt.'
'Hoe weet je dat?'
'Hij had hele erge pijn.'
'Wacht even,' zegt Guus, 'jullie hebben allebij gelijk. Jezus is heel lang geleden gestorven. Er zijn mensen die daar een film van maken. En die heb jij gezien.' 'Meester, hoe weten ze dat allemaal zo precies van Jezus,' vraagt Lesley.
'Uit verhalen weten we dat. Oude verhalen, die verteld zijn. Heel veel jaren later hebben mensen die opgeschreven.'
'Kevin lacht niet meer. 'Hoe maken ze Jezus vast aan het kruis.'
'Met wasknijpers,' roept Rob. De kinderen lachen.
Guus schudt zijn hoofd. 'Nee Rob. Jezus is geen wasgoed.'
Ron wijst naar Rob. 'Jij bent wasgoed. Een luier!'
Rob gaat met het hoofd op de bank liggen. 'Ik ben lui.'
'Jezus hebben ze met spijkers aan het kruis geslagen,' zegt Joyce.
'Dat doet toch pijn.'
'Dat weet ik, Kevin. Heel erg pijn. Met een hamer sloegen ze de spijkers in het houten kruis. Helemaal door de handen van Jezus.'
Ron kijkt ernstig. 'Ik vind het verhaal van de geboorte van Jezus veel leuker.'
Rob gaat rechtop zitten. 'Ja, met het nest onder de boom. Dat was de wieg voor het kindje Jezus.'
Guus loopt naar het raam. 'De vogels gaan nu in de lente weer nesten bouwen.' 'Nieuwe wiegen,' zegt Joyce.
Rob staat naast Guus. 'Meester, vogels bouwen toch nesten.'
'Ja, Rob.'
'Mag ik dan naar de boom. Want ik ben een vogel.'
'Wat een goed idee vogel. Al, Lief en Leen kunnen je helpen.'
'Mogen we door het raam? Guus maakt het raam open. Rob, Ron, Joyce en Lesley klimmen naar buiten. Tussen de struiken rapen ze takjes op. Onder de boom leggen ze de takjes op een stapel. Joyce maakt er een kuiltje in. 'Dit wordt een mooie wieg voor het kindje Jezus.' Lesley legt de stapels takken op zijn hoofd. 'Eerst zijn ze een kroon voor Jezus.' Joyce pakt de takjes terug. 'Nee, Leen. Dat waren heel gemene takken met stekels.' Lesley zucht diep. 'Lief, takken van de dood zijn gemeen. Takken van de wieg zijn lief.' 'Piep, piep,' fluistert Rob,' de vogel wil in de boom.' 'Zal ik je helpen,' zegt Ron. 'Goed Al, maar niet in de billen knijpen.'
'Au,' roept Joyce, 'ik heb me aan een takje geprikt.'
'Ik zie bloed, Lief,' zegt Lesley.
'Is dat echt, Leen,' vraagt Ron.
'Ja Al, het is geen film.'
Joyce wordt wit om de neus. 'Nu ga ik dood.'
Ron houdt haar vast. 'Nee, Lief. Het is maar een beetje bloed.'
Er vallen druppels regen.
'Vogel, Al, Lief en Leen. Komen jullie maar gauw binnen,' roept Guus. 'Jullie worden nat. Dat is geen film. Dat is echt.'
In een wip zijn ze binnen. Echt waar.
Jezus
Joyce steekt de vinger op. 'Ik zag op de televisie, dat Jezus doodgaat.'
Kevin lacht. 'Die is toch allang dood.'
'Maar nu is hij echt dood,' zegt Joyce. 'Ik heb het gezien. Hij werd heel hard gestompt. Ze hebben hem aan een kruis geslagen. Op zijn hoofd droeg hij een kroon van takken.'
Kevin lacht nog harder. 'Dat is toch allemaal film.'
'Nee, Kevin het bloed was echt.'
'Hoe weet je dat?'
'Hij had hele erge pijn.'
'Wacht even,' zegt Guus, 'jullie hebben allebij gelijk. Jezus is heel lang geleden gestorven. Er zijn mensen die daar een film van maken. En die heb jij gezien.' 'Meester, hoe weten ze dat allemaal zo precies van Jezus,' vraagt Lesley.
'Uit verhalen weten we dat. Oude verhalen, die verteld zijn. Heel veel jaren later hebben mensen die opgeschreven.'
'Kevin lacht niet meer. 'Hoe maken ze Jezus vast aan het kruis.'
'Met wasknijpers,' roept Rob. De kinderen lachen.
Guus schudt zijn hoofd. 'Nee Rob. Jezus is geen wasgoed.'
Ron wijst naar Rob. 'Jij bent wasgoed. Een luier!'
Rob gaat met het hoofd op de bank liggen. 'Ik ben lui.'
'Jezus hebben ze met spijkers aan het kruis geslagen,' zegt Joyce.
'Dat doet toch pijn.'
'Dat weet ik, Kevin. Heel erg pijn. Met een hamer sloegen ze de spijkers in het houten kruis. Helemaal door de handen van Jezus.'
Ron kijkt ernstig. 'Ik vind het verhaal van de geboorte van Jezus veel leuker.'
Rob gaat rechtop zitten. 'Ja, met het nest onder de boom. Dat was de wieg voor het kindje Jezus.'
Guus loopt naar het raam. 'De vogels gaan nu in de lente weer nesten bouwen.' 'Nieuwe wiegen,' zegt Joyce.
Rob staat naast Guus. 'Meester, vogels bouwen toch nesten.'
'Ja, Rob.'
'Mag ik dan naar de boom. Want ik ben een vogel.'
'Wat een goed idee vogel. Al, Lief en Leen kunnen je helpen.'
'Mogen we door het raam? Guus maakt het raam open. Rob, Ron, Joyce en Lesley klimmen naar buiten. Tussen de struiken rapen ze takjes op. Onder de boom leggen ze de takjes op een stapel. Joyce maakt er een kuiltje in. 'Dit wordt een mooie wieg voor het kindje Jezus.' Lesley legt de stapels takken op zijn hoofd. 'Eerst zijn ze een kroon voor Jezus.' Joyce pakt de takjes terug. 'Nee, Leen. Dat waren heel gemene takken met stekels.' Lesley zucht diep. 'Lief, takken van de dood zijn gemeen. Takken van de wieg zijn lief.' 'Piep, piep,' fluistert Rob,' de vogel wil in de boom.' 'Zal ik je helpen,' zegt Ron. 'Goed Al, maar niet in de billen knijpen.'
'Au,' roept Joyce, 'ik heb me aan een takje geprikt.'
'Ik zie bloed, Lief,' zegt Lesley.
'Is dat echt, Leen,' vraagt Ron.
'Ja Al, het is geen film.'
Joyce wordt wit om de neus. 'Nu ga ik dood.'
Ron houdt haar vast. 'Nee, Lief. Het is maar een beetje bloed.'
Er vallen druppels regen.
'Vogel, Al, Lief en Leen. Komen jullie maar gauw binnen,' roept Guus. 'Jullie worden nat. Dat is geen film. Dat is echt.'
In een wip zijn ze binnen. Echt waar.