weekverhaal week 17

Ei

Ron zit op de stoeprand van het pleintje voor de school. Kevin zit naast hem. Rob en Lesley komen aanlopen. Zij blijven bij hen staan. ‘En,’ zegt Lesley, ‘hebben jullie feest gevierd?’ ‘Welk feest?’ vraagt Kevin.
‘Je weet wel. Het feest van de nieuwe bladeren en de nestjes en de eieren.’
‘En de Lesley's,’ lacht Rob.
‘En de Robbies,’ Lesley wijst naar Rob.
Ron lacht niet. Hij kijkt beteuterd. ‘We hebben nog maar een dag vakan­tie.’
‘Dan kunnen we nog een dag feestvieren,’ zegt Lesley hard. Kevin staat op. ‘Hoe dan Lesley?’
‘Zullen we eens gaan kijken of de meester nog feest viert? ’ ‘Ja!’ Ron staat ook op. ‘Ik wil het huisdier van Guus wel eens zien. De ballon aan het plafond.’
‘Ja!’ Rob huppelt al de straat over. ‘Naar het huus van Guus. Lief,Leen, Al en de vogel naar het huus van Guus’. De anderen doen hem na. ‘Naar het huus van Guus’. En steeds harder. ‘Naar het huus van Guus.’  Maar als ze in de straat van Guus komen, zwijgen ze. Stil sluipen ze door het paadje naast het huis van Guus. Ze gluren door de heg. En ja hoor, daar zien ze Guus. Hij spit de grond in zijn tuin om.
‘Guus is thuus,’ fluistert Rob. En dan roepen ze alle vier hard: ‘Guus is thuus.’  
Guus schrikt. Hij laat de schop vallen en houdt zijn handen tegen zijn oren. ‘Nee, nee, geen kinde­ren. Ik heb vakantie. Ik wil geen kinderen zien!’  
Mariet komt aanlopen. Ze lacht en maakt het tuinhek open.
‘Nee Mariet, geen kinderen.’
‘Meester,’ zegt Lesley wijs, ‘het is toch het feest van de nieuwe bladeren en de nestjes en de eieren.’
‘Maar niet van de herrie,’ roept Guus.
‘We zijn geen herrie. We zijn eitjes,’ zegt Kevin.
‘En één groot ei,’ Rob wijst naar Guus.
‘Ha, ha, wat moet ik hard lachen.’ zegt Guus overdreven en spreidt zijn armen.
Ron loopt naar Mariet toe. ‘Dag Mariet. Wij zijn Lief, Leen, Al en de vogel. Wij komen op bezoek. Mogen wij jullie huisdier zien, die ballon?’
‘Ook dat nog,’ zucht Guus.
‘Kom maar mee.’ Mariet wenkt de kinderen. Ze gaan door de tuindeur het huis binnen. Guus er achteraan.
‘Mariet,’ vraagt Rob, ‘heeft Guus een slechte bui?’
‘Af en toe, Rob, is hij een mopperkont.’
‘Een mopperkont? Je bedoelt zeker een moppenk­ont.’ En Rob wilt Guus een klap op zijn billen geven. Maar Guus rent weg. De kinderen achter hem aan. Ze grijpen hem vast.
‘Wat een herrie,’ roept Mariet. ‘Jullie maken ons huis­dier wakker.’
De ballon danst tegen het plafond. Aan een touwtje bungelt een blad papier. Ze lopen ernaar toe. Op het blad staan woorden en bloemen getekend. Erboven staat: sleu­telbloem. Ron leest het verhaal voor. Het is stil in de kamer. Als het verhaal uit is, trekt Rob zachtjes aan het touwtje. ‘Wat een leuk huisdier.’ ‘Ja, en het eet alle herrie op,’ lacht Mariet.
‘Zo,’ zegt Guus. Als hij dat zegt weten de kinderen dat er gewerkt moet worden. ‘Nu zijn jullie regen­wormen en gaan door de grond kruipen. Dan hoef ik niet zoveel te spitten. De grond wordt zo vanzelf los.’
Plotseling is de herrie terug in de kamer. ‘Guus, jij bent het zelf schuld. Jij begint met de herrie. Ik zal jullie kalmeren met limonade,’ roept Mariet.
Guus kijkt haar wijs aan. ‘Regenwormen drinken regen.’
Rob wil wat zeggen, maar Mariet is hem voor. ‘Stop. Aan tafel!’ Guus zit als eerste. Maar hij krijgt als laatste de limonade. Langzaam verdwijnen slokjes limonade in de mon­den. Guus pakt zijn gitaar. Hij zingt een lied over sleutel­bloemen. Ze draaien de winter op slot en maken de lente open. Het feest van de nieuwe bladeren en nestjes en eieren en... kinderen kan begin­nen. Als het lied uit is, gaat de voordeur open. De kinderen gaan naar huis.
‘Lief, Al, Leen en de vogel tot maandag.’
‘Tot maandag meester.’  
Rob draait zich nog een keer om. ‘Meester, je bent een heel lief...ei.’
Guus haalt diep adem. ‘Nee, niet al weer,’ roept Mariet.
‘Nee, ik wil alleen maar lachen,’ lacht Guus en legt zijn arm op haar schouder.